
Vandaag, 17 april, is het exact zestig jaar geleden dat koning Boudewijn feestelijk het lint doorknipte voor de Expo ’58- wereldtentoonstelling op de Heizel. Voor oudere lieden blijft dit gebeuren een nostalgisch ijkpunt waar ze met hun eerste lief naar toe trokken. Voor de iets kritischere toeschouwer is het toch vooral de gelegenheid om te neuzen in de archeologie van het ongebreidelde vooruitgangsdenken, dat even later de bulldozers en de (vooral Brusselse) immobaronnen zou oproepen. Expo ’58 was in de eerste plaats dan ook een opmaat voor de uitbreiding van Brussel, en daarna ook een bevestiging van de Belgische eenheidsstaat, het daaraan verbonden establishment én uiteraard de monarchie.
The sky is the limit
Naar het schijnt berust er op het Atomium nog altijd copyright en is deze gepubliceerde foto dus eigenlijk illegaal
Achteraf bekeken was het vooral een groteske oefening in hoogmoed vanwege een dwergnatie die de oorlog aan de goede kant had overleefd en als brullende muis ruim wou participeren in het nieuwe the-sky-is-the-limit van de naoorlogse westerse samenleving. Een groots statement moest het worden, waarin België zich meteen op de kaart zette als spil van de Europees-Atlantische megapool die volop verrees in de schaduw van de Amerikaanse bevrijder/roerganger.
Vijftig jaar mei ’68, zestig jaar Expo ’58, er is uiteraard een link. Een mengeling van beschavingsoptimisme, blind vertrouwen in de technologie én de opkomende consumptiemaatschappij vormde de brug tussen het ’58-pretpark en de golden sixties met hun hedonistische tonaliteit. Alles was groot, geweldig, uitnodigend, en afval of vervuiling waren onbekende begrippen.
Het Atomium en zijn negen keutels (met voorsprong het lelijkste monument van ons melkwegstelsel), het grootse Côte d’Or-paviljoen als tempel van de Belgische chocolade (nadien werd dit de dancing Carré in Willebroek), de steile opgang van SABENA, toch ook vele grote ogen voor de Russische Spoetnik in koude-oorlogstijd (de Amerikanen stonden toen nog nergens op ruimtevaartgebied), de American Kitchen als ergonomische werkruimte voor de moderne vrouw,… het zijn maar een paar danspassen in een grootse show vol zelfstreling en nu grotesk aandoende Waw!-scenografie.
Per fiets naar Brussel

Onder deze façade bewogen zich natuurlijk wel nog andere onderstromen. Het beroep van hostess werd als het ware voor deze gelegenheid gecreëerd: een dienstbare, onberispelijk geüniformeerde en fysiek perfect uitziende dienstmaagd met de eeuwige tandpasta-glimlach. Het ideale vrouwenberoep. Samen met de keukens en de kooklessen werd daarmee nauwkeurig het terrein afgebakend waarbinnen de “geëmancipeerde” vrouw zich mocht bewegen. Expo ’58 als modernistisch teken van mannelijke suprematie: het is niet de laatste paradox van dit gebeuren.
Tevens was het ontvangen van heel de wereldelite niet zonder risico voor de gastheer, vooral niet omwille van de Vlaamse onderlaag die massaal per fiets naar Brussel trok om zich ook aan heel dat circus te vergapen. Om dat in goede banen te leiden kregen de Vlamingen al van een jaar voordien beleefdheidslessen onder de slogan “Wees hoffelijk en glimlach!”. Het heeft toch goed geholpen, we hebben ons niet misdragen, niet in iemands arm gebeten tijdens het aanschuiven aan de kassa, altijd met twee woorden gesproken. Niettemin voltrok heel dit humanistisch-kosmopolitische feest zich bijna uitsluitend in het Frans, reden waarom een piepjonge Wilfried Martens er actie voerde, leeuwenvlaggetjes uitdeelde op de openingsceremonie, en zowaar gedaan kreeg dat er een “Vlaamse dag” kwam op 6 juli.
En weer was Vlaanderen content, Martens zou later de architect worden van de opgefriste Belgische constructie en het zogenaamde unionistisch federalisme. Ook het Belgisch paviljoen blijft een afbreekbaar en steeds weer opbouwbaar construct.
Opgelet, voederen op eigen risico

Dat brengt ons bij het wellicht meest discutabele onderdeel van dit vooruitgangsfeest: het Afrikaanse complex, bestaande uit niet minder dan zeven paviljoenen en een gigantische Tropische Tuin, samen tientallen hectaren. Het moest een veel imposantere heruitgave worden van de Wereldtentoonstelling van 1897, waarin Leopold II een groep van zijn nieuwe Congolese onderdanen in Tervuren te kijk zette. Velen werden ziek van het koude klimaat, zeven stierven er en kwamen in een massagraf terecht.
Op de Heizelvlakte werd dus opnieuw een inheems dorp met hutten in leem en stro gebouwd, waarin de negers als apen in de zoo figureerden. Je kon er pindanootjes en bananen naar gooien, je kon ze ook aaien, op eigen risico, want hoewel ze zorgvuldig uitgekozen waren durfden ze wel eens bijten zoals de Vlaamse negers. De minister van Koloniën herdacht in 1958 de vijftigste verjaardag van de aanhechting van Congo met hoogdravende statements over het Belgische beschavingswerk. In het Frans uiteraard.
Maar de Congolese negers waren zo volgzaam niet als de Vlaamse. Na een paar dagen waren ze het beu en gingen naar huis, geaffronteerd over deze mensonwaardige vertoning in naam van het breeddenkende humanisme. Het paviljoen moest het vanaf dan stellen met een verzameling parafernalia die de door de Belgen moeizaam geciviliseerde wilden hadden achtergelaten.
Het staat vast dat de Brusselse apentoestanden de rol van katalysator hebben gespeeld in het Congolese onafhankelijkheidsstreven. Een jaar later breekt er in Congo een volksopstand uit, en nog een jaar later worden vrije verkiezingen georganiseerd die door de alliantie van nationalistische partijen rond Patrice Eméry Lumumba gewonnen worden. Niettemin wordt Joseph Kasavubu, een lakei van de Belgische regime, president, en Lumumba eerste minister. Er stonden nu eenmaal enorme economische belangen op het spel.

Op 30 juni 1960 spreekt Lumumba –tegen het protocol in- zijn legendarische onafhankelijkheidsspeech uit (foto), waarbij de aanwezige Boudewijn naar het schijnt wit werd van razernij. Op 17 januari 1961 werd de ondertussen gearresteerde Lumumba vermoord en zijn lijk in zwavelzuur opgelost. Met de medewerking van de CIA en minstens medeweten van het Hof, zo bleek veel later. De weg lag vrij voor een tijdperk van corrupte dictatuur, onder het keurmerk Mobutu.
Zo zie je maar, dat de Expo ’58 bizarre eindjes vertoont. Maar vooral de gelijkenis tussen de Vlaamse neger en de Congolese, beide als évolués rondlopend in het Belgische pretpark stemt tot nadenken. Mankeren wij een Lumumba? Of zou die ook eindigen in vitriool? Hoffelijk blijven en glimlachen blijft de zekerste optie.
Vindt u deze column interessant, leerrijk, controversieel, of hebt u tenminste eens goed kunnen lachen? Dan is een donatie, hoe bescheiden ook, misschien een goed idee.
Dag Johan, Ik heb je artikel over expo ’58 met veel interesse gelezen.
Je verwoordt het perfect en wat me verwondert, jij ws 4 jaar, ik was 15 en heb het wel meegemaakt.
Ik had het groot geluk om op mijn 15 jaar 3 dagen te mogen logeren bij een sympathieke, uiteraard franstalige, dame die we kenden van haar zee vacanties in Oostende.
Het congolees dorp herinner ik me niet omdat het me niet interesseerde,
wel de spoetnik en het bombastisch amerikaans paviljoen, ook het paviljoen van Tsjechië met prachtige kunst.
Maar vooral herinner ik mij een zeer rustig, niet al te groot paviljoen waar je even kon zitten en waar op de muur een gedicht van Gezelle stond.
Inderdaad de franstalige machthebbers hadden vroeger, meer dan de jaren nadien, respect voor die volkse beschaving in het Noorden, zolang ze maar niet te moeilijk deden.
Maar ik heb een vraag van een totaal andere aard, zou het kunnen dat we buren waren en dat je vader fotograaf was?
Zo ja, dan heeft je vader de allerbeste foto’s van mijn jeugd gemaakt.
hartelijke Vlaamse groet,
julien.bulcke@telenet.be