Zopas werd de Nobelprijs voor de Vrede toegekend aan de Columbiaanse president Juan Manuel Santos, omwille van diens poging om met de rebellenbeweging FARC een wapenstilstand te sluiten. Een akkoord dat ondertussen door de Columbianen zelf nipt werd afgewezen want dat FARC heeft nogal wat bloed aan de handen: het is niet simpel.
Eerst iets over die prijs zelf. Hij is de enige die niet in Stockholm maar in Oslo wordt uitgereikt, waar een tamelijk socialistisch petit comité van vijf personen bakkeleit over de nominaties. Maar terwijl voor natuurkunde, scheikunde, geneeskunde (literatuur ligt al iets moeilijker) vrij objectieve, “wetenschappelijke” criteria kunnen gehanteerd worden, is een vredesprijs meer een politiek signaal, een statement dat geen enkele aanspraak op neutraliteit kan maken.
Strikt genomen betekent het uitreiken van die vredesprijs dus partij kiezen, en is het de facto een oorlogsdaad. Het comité dacht dat probleem te omzeilen door niét de reddingsbrigade Witte Helmen in Aleppo te lauweren ( Assad en de Russen zouden not amused zijn), en dan maar de Columbiaanse president naar Oslo te halen. Maar zelfs die keuze is niet neutraal, want diegenen die aan de overkant van de tafel zitten krijgen hem niet. Terecht zegt u, waar gaan we naar toe als terroristen een vredesprijs krijgen. Jawel, maar anderzijds gaat het ook om een opstand van uitgebuite, landloze boeren die al vijftig jaar in de jungle vechten voor een meer rechtvaardige samenleving, het is maar zoals u het bekijkt.
De lijst van laureaten blijft dus discutabel en lokt, voor een vredesprijs, veel gezever uit. In 1939 werd ene Adolf Hitler genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. Uiteindelijk ging dat feestje toch niet door, meer nog: in dat jaar werd hij gewoon niet toegekend en dat bleek, gezien de historische betekenis van het jaar 1939, achteraf een goede beslissing. Anderzijds: de retoriek van Adolf Hitler stond zelfs dat jaar nog altijd bol van de pacifistische grootspraak: hij ging Europa verenigen en Frieden brengen onder de volkeren, mits Duitse supervisie uiteraard. Om die reden kreeg ook de Europese Unie in 2012 de vredesprijs: achteraf weer omstreden, want de EU verliest zienderogen aan publiek draagvlak en verschrompelt tot een bureaucratische luchtballon, waarna ze voorbestemd is om leeg te lopen. In 1964 viel burgerrechtenactivist Martin Luther King de eer te beurt. Een sympathieke kerel, ik heb het voor hem, maar in de verste verte geen vredesduif. Vrede was voor hem misschien wel een einddoel, maar de weg was hoogst hobbelig. Stakingen, bezettingen, alle middelen werden uit de kast gehaald om de gelijke burgerrechten van zwarten en blanken af te dwingen. Het verhaal van de omelet en de gebroken eieren.
Vrede is een kostbaar goed, maar we voeren ondertussen allemaal oorlogen en oorlogjes, ondergetekende allerminst uitgezonderd, omdat er nu eenmaal tegenstellingen bestaan en het conflict ingebakken zit in ons statuut van gemotoriseerde chimpansee. Zelfs planten vechten voor een plaatsje onder de zon. Het bekende motto van de filosoof Herakleitos “Oorlog is de vader van alle dingen” betekent eigenlijk dat we allen gedoemd zijn om stelling te kiezen en potten te breken. Vroeger leek het een voorrecht van politici en intellectuelen,- sinds de opkomst van de sociale media weten we dat elke hond een mening heeft en die ook wil verdedigen. Vandaag leven we meer dan ooit in een tijd dat er moet gekozen worden: de kool en de geit sparen, het is geen optie meer. Er zullen dus nog splinters in het rond vliegen, en moge de beste winnen.
De Nobelprijs voor de Vrede is daarom als serieus concept een absolute miskleun. Vrede waar, hoe, voor wie? Het is een sjacherprijs die ingegeven wordt door politieke (voor-)oordelen. Daarom kan de echte vredesprijs alleen een satirische betekenis hebben, en hoort hij eerder thuis bij de parodische Ig Nobelprijzen. Geef de vredesprijs aan politicus-stand up comedian Beppe Grillo, of diens voorganger La Cicciolina. Geef hem aan Jan Böhmermann, Erdogans kwelgeest, en misschien ook aan Erdogan zelf omwille van diens E.T.-uiterlijk. Geef hem aan Pieter De Crem, die een onbestaand departement beheert met een zelden geziene sereniteit. Geef hem aan Trump én Clinton, omdat we, terwijl we hun debatten volgen, zelf mekaar de kop niet inslaan.
Vrede is entertainment, een intermezzo tussen veldslagen (interbellum). Alleen tijdens het lachen wordt de wet van Herakleitos even opgeschort. Misschien ook in de liefde, al zijn de passiemoorden van alle tijden en is jaloezie het cement van de hartstocht. Dus ja, mijn beste keuze blijft Pieter De Crem, ooit minister van het leger maar nu van Buitenlandse Handel, de enige bewindsvoerder met een leeg bureau, en daarom studerend aan Harvard terwijl het parlement zich hier kapot kibbelt. Als dat geen vredesmissie is, dan weet ik het niet meer. De Groenen die hem terugriepen, hebben er niks van begrepen.