
Ooit was Johan Van Overtveldt een gerespecteerd financiëel-economisch journalist bij Knack/Trends. Met weliswaar een blauwe tot donkerblauwe visie op de economie, maar ik kon zijn goed onderbouwde columns best wel pruimen. Vandaag blijkt hij een klunzige financiënminster die met zijn administratie nauwelijks nog communiceert en plots opkijkt tegen een gat in de begroting van 4,2 miljard in plaats van de helft zoals eerst voorzien. De beste stuurlui staan aan wal, of waarom een goed journalist niet ook zomaar een goed minister is.
Veertien dagen tijd heeft de regering nog om te gaan snoeien in iets waar al drie, vier keer gesnoeid is. Vraag het bijvoorbeeld aan de verplegers in de zorg. Dat “gat” is in luttele tijd het onderwerp van volkshumor geworden, wat moeten we er anders mee. Het gat van mijn vrouw is al zo groot, maar dit is andere klasse, en meer van die praat. Waren de socialisten meesters in het delven van putten, zoals de N-VA-propaganda ons leerde, dan komen we nu dezelfde putten tegen met een ander bordje, en gegraven door de zelfverklaarde saneerders die voor verandering gingen.
De ‘leefloon’-afvalcontainer

Dat België tot de vijf rijkste landen van de wereld behoort, gemeten in gemiddeld privé-vermogen, is een schrale troost voor wie moet leven van 800 euro per maand. In haar ijver om de werkloosheidsstatistieken op te smukken, kegelde de regering er een hoop werklozen uit, die dan maar aanklopten voor een leefloon. Daarmee is financieel niets opgelost, alleen is een leefloon, het woord alleen al, nog iets helemaal anders dan een werklozenstatuut dat iemand per definitie als ‘voorlopig inactief’ beschouwt. Ja, ik weet wel dat een hoop asielgerechtigden zo’n leefloon opstrijkt. En dat we niet voor het OCMW van heel de wereld kunnen spelen, is ook waar. Toch is dat gat niet in de eerste plaats daaruit ontstaan maar uit slecht rekenwerk en conservatief-Belgisch getouwtrek tussen belangengroepen (traditioneel het patronaat versus de vakbonden). En niet alle leefloners zijn asielklanten, verre van. Het gaat vooral nog altijd om mensen van hier die uit de boot vallen.
Het punt is dat de weg naar het OCMW doorgaans enkele richting is, en de laatste halte naar het paria-bestaan. Als de regering in een volgende bezuinigingsronde de leeflonen gaat inkrimpen (wat zonder twijfel te gebeuren staat, gezien dat “gat”), met eventueel nog wat extra belastingen op water, elektriciteit en andere basisbehoeften, verdwijnt een hoop gezinnen onder de armoedegrens zonder dat er een haan naar kraait. Ze zijn “onzichtbaar” geworden en statistisch irrelevant. Ik hoop voor u dat u er nooit in terecht komt, maar zo’n OCMW-statuut herleidt iemand tot socio-economisch restafval. Je wordt zelfs niet meer beschouwd als iemand die nog een bijdrage kan leveren aan de maatschappij, je bent gewoon officiëel nutteloos, erger nog, een parasiet. Het leefloon-statuut is een container waarin slecht bestuur en visieloze politiek alle biomassa dumpen waar ze geen raad mee wisten.
Vlaamse Hutsepot gaat off-shore

Een groots tewerkstellings-programma is het alternatief, ook in de overheid en de publieke sector, maar dat wil deze regering nu net niet. Mensen hebben nochtans niet alleen centen nodig, ze moeten vooral kunnen meetellen en vanuit een gevoel van zelfrespect een zinnige rol spelen in de samenleving, al was het maar door het onkruid van tussen de straatstenen te halen. Welke partijvoorzitter sprak ooit weer over het kostbare weefsel?
De aalmoezenmaatschappij, in wezen iets 19de eeuws, verkiest echter het overschot op de arbeidsmarkt te draineren naar een min of meer constante vorm van behoeftigheid die sociaal en psychisch degradeert. Zelfmoord is soms de laatste fase. Ik verzet me daar sterk tegen. Verhoog de pensioenleeftijd, activeer mensen, laat hen bijscholen, organiseer alternatieve arbeidscircuits, maar dump ze niet in een proletariaat van schimmen die een loon krijgen om te leven, zeg maar: te vegeteren.
Voor de rest blijf ik me verbazen hoe het geld blijft wegstromen naar groenestroomcertificaten ten gerieve van bijvoorbeeld verbrandingsovens en bedrijven voor wie ze eigenlijk niet bedoeld zijn. Er is een gat, maar er is ook een fameus lekkende kraan, zo blijkt. Het voorbeeld van natiebaas Fernand Huts, wiens katoennatiedaken vol goed gesubsidieerde zonnepanelen liggen, blijft inspireren. Ik kreeg, toen ik dat schreef, veel tegenwind van N-VA-ers die vonden dat ik niet zo moest kakken op Vlaamse werkgevers en steunpilaren van de economie. Maar nu lees ik ook dat Huts’ naam opduikt in de Bahama Leaks, als directeur van een off-shore-bedrijf dat winsten belastingvrij wegparkeert. Belastinggeld dat we dus rateren en dat het gat (een beetje) zou kunnen dichten. Het lijdt evenwel geen twijfel dat Johan Van Overtveldt, overeenkomstig zijn ideologie, ook deze keer de Hutsen zal ontzien.
Nochtans zou een simpel inzicht in de wet van de communicerende vaten Johan enorm helpen. Een gat in de begroting, een pijplijn naar de Bahama’s, van twee één: goede loodgieters worden zeldzaam.
Over parasieten gesproken. Wie kan ze tellen in al onze Belgische noodzakelijke beheersdiensten?